frater
Nederlands
Woordafbreking
- fra·ter
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘broeder’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1544 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | frater | fraters |
verkleinwoord | fratertje | fratertjes |
Zelfstandig naamwoord
frater m
- (vogels) een vogel uit de vinkenfamilie Carduelis flavirostris.
- 's Winters komen fraters ook in Nederland voor.
- (religie) broeder van bepaalde congregaties die vaak in het onderwijs werkzaam zijn
Vertalingen
1. een vogel uit de vinkenfamilie Carduelis flavirostris
Gangbaarheid
- Het woord frater staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'frater' herkend door:
82 % | van de Nederlanders; |
74 % | van de Vlamingen. |
Latijn
Woordafbreking
- fra·ter
Zelfstandig naamwoord
frātĕr m
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
nominatief | frāter | frātrēs |
genitief | frātris | frātrum |
datief | frātrī | frātribus |
accusatief | frātrem | frātrēs |
vocatief | frāter | frātrēs |
ablatief | frātre | frātribus |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.