facie

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  facie    (hulp, bestand)
  • IPA: /'fa­si/
Woordafbreking
  • fa·cie
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘gezicht (tegenwoordig minachtend)’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1265 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord facie facies
verkleinwoord facietje facietjes

Zelfstandig naamwoord

facie v en o

  1. (dysfemisme) gezicht
    • Als je dat durft, krijg je op je facie van me! 

Gangbaarheid

  • Het woord facie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
49 %van de Nederlanders;
40 %van de Vlamingen.

Verwijzingen


Tsjechisch

Uitspraak
  • IPA: /fatsɪjɛ/
Woordafbreking
  • fa·cie

Zelfstandig naamwoord

facie v

  1. gezicht
Verbuiging
Synoniemen
Verwante begrippen

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.