fabriceren

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • fa·bri·ce·ren
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘vervaardigen’ voor het eerst aangetroffen in 1593 [1]
  • afgeleid van het Franse fabriquer (met het achtervoegsel -eren) [2]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
fabriceren
fabriceerde
gefabriceerd
zwak -d volledig

Werkwoord

fabriceren

  1. overgankelijk een product door middel van werktuigen bewerken of vervaardigen [3]
    • Ze gingen samen het werkstuk fabriceren. 
Synoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord fabriceren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.