experimenteren

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ex·pe·ri·men·te·ren
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘een proef nemen’ voor het eerst aangetroffen in 1546 [1]
  • Naamwoord van handeling van het Franse expérimenter (met het achtervoegsel -eren) [2]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
experimenteren
experimenteerde
geëxperimenteerd
zwak -d volledig

Werkwoord

experimenteren

  1. inergatief iets uitproberen, een proef nemen, een experiment uitvoeren
    • Deze wetenschapper heeft weleens geëxperimenteerd met de hersenen van fruitvliegjes, maar die bleken toch net wat te klein te zijn om mee te werken. 
Verwante begrippen
Afgeleide begrippen
  • experimenteerdrift
  • experimenteerfase
  • experimenteerlust
  • experimenteerperiode
  • experimenteerruimte
  • experimenteerschool
  • experimenteertafel
  • experimenteerzucht
  • geëxperimenteer
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord experimenteren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.