experimenteren
Nederlands
Woordafbreking
- ex·pe·ri·men·te·ren
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘een proef nemen’ voor het eerst aangetroffen in 1546 [1]
- Naamwoord van handeling van het Franse expérimenter (met het achtervoegsel -eren) [2]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
experimenteren |
experimenteerde |
geëxperimenteerd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
experimenteren
- inergatief iets uitproberen, een proef nemen, een experiment uitvoeren
- Deze wetenschapper heeft weleens geëxperimenteerd met de hersenen van fruitvliegjes, maar die bleken toch net wat te klein te zijn om mee te werken.
Verwante begrippen
Afgeleide begrippen
|
|
|
|
Vertalingen
1.
|
|
Gangbaarheid
- Het woord experimenteren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'experimenteren' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.