ervaren
Nederlands
![](../I/m/Twee_ervaren_Vierdaagselopers_in_formeel_wandelkostuum_op_de_Rijnbrug_op_de_derd_%E2%80%93_F40847_%E2%80%93_KNBLO.jpg)
ervaren wandelaars
Woordafbreking
- er·va·ren
Woordherkomst en -opbouw
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | ervaren | ervarener | ervarenst |
verbogen | (ervarene) | ervarenste | |
partitief | ervarens | ervareners | - |
Bijvoeglijk naamwoord
ervaren [2]
- bekwaam door ervaring
- Ze is een van de meest ervaren speelsters in het veld.
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
- ervaarbaar, ervarene, ervarenheid, ervarenis, ervaring
Vertalingen
1. bekwaam door ervaring
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
ervaren |
ervoer ervaarde (VL) |
ervaren |
klasse 6
zwak -d
|
volledig |
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘ondervinden’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1420 [3]
Vertalingen
1. iets beleven
Woordherkomst en -opbouw
- vervoeging van ervaren: de stam met de uitgang -en, zonder ge- vanwege voorvoegsel (is gelijk aan de onbepaalde wijs)
Gangbaarheid
- Het woord ervaren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'ervaren' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.