beleven
Nederlands
Woordafbreking
- be·le·ven
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
beleven |
beleefde |
beleefd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
beleven
- overgankelijk meemaken, ondervinden, ervaren
- Hij heeft het avontuur samen met zijn beste vriend beleefd.
- Er viel in het museum veel te beleven.
Vertalingen
1. meemaken
Gangbaarheid
- Het woord beleven staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'beleven' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.