beleven

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·le·ven
Woordherkomst en -opbouw
  • Afgeleid van leven met het voorvoegsel be-
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
beleven
beleefde
beleefd
zwak -d volledig

Werkwoord

beleven

  1. overgankelijk meemaken, ondervinden, ervaren
    • Hij heeft het avontuur samen met zijn beste vriend beleefd. 
    • Er viel in het museum veel te beleven. 
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord beleven staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.