arglist
Nederlands
Woordafbreking
- arg·list
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘boze bedoeling’ voor het eerst aangetroffen in 1276 [1]
- uit het Middelnederlands [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | arglist | arglisten |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
arglist v/m
- (juridisch) het plegen van bedrog of misleiding
- Volgens M. Antistius Labeo is arglist (dolus) iedere doortraptheid, leugen of kunstgreep, aangewend om een ander om de tuin te leiden, te misleiden of te bedriegen.[3]
Vertalingen
1. het plegen van bedrog of misleiding
Gangbaarheid
- Het woord arglist staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'arglist' herkend door:
39 % | van de Nederlanders; |
28 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- "arglist" in: Sijs, N. van der Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen. 2e druk (2002) Veen, Amsterdam / Antwerpen; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- arglist op website: Etymologiebank.nl
- Cunabula iuris: elementen van het Romeinse privaatrecht.
J. E. Spruit
Kluwer, 2003
ISBN 9026841582, ISBN 9789026841583
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.