duin
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- duin
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Keltisch, in de betekenis van ‘zandheuvel’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1067 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | duin | duinen |
verkleinwoord | duintje | duintjes |
Zelfstandig naamwoord
duin
- v; een zandheuvel aan de kust
- Jullie moeten de duinen ontzien, want ze zijn de beste zeewering die we hebben.
- o; het stelsel van zandheuvels aan de kust
- Hij ging graag voor een wandeling het duin in.
Verwante begrippen
Hyponiemen
- Kamperduin, Kijkduin, landduin, paraboolduin, rivierduin, sikkelduin, walduin, zandduin
Afgeleide begrippen
|
Vertalingen
1.
|
|
Gangbaarheid
- Het woord duin staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'duin' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.