duiker

Nederlands

[1] duiker
[1] duiker
[2] Podiceps auritus
[3] duiker
[4] duiker waterweg
Uitspraak
Woordafbreking
  • dui·ker
Woordherkomst en -opbouw
  • Naamwoord van handeling van duiken met het achtervoegsel -er
enkelvoud meervoud
naamwoord duiker duikers
verkleinwoord duikertje duikertjes

Zelfstandig naamwoord

duiker m

  1. (beroep) iemand die voor beroep of plezier zich onder de waterspiegel begeeft, het duiken, kikvorsman
  2. (vogels) een vogel uit het geslacht Podiceps
  3. (dierkunde) Sylvicapra grimmia Afrikaanse antilope, behorende tot de onderfamilie der duikers Cephalophinae , duikerbok
  4. een kokervormige constructie, gelegen onder wegen of andere constructies, die is bedoeld om wateren met elkaar te verbinden, een grondduiker
Hyponiemen
  • stroomduiker
  • trekduiker
  • tufduiker
  • uitlaatduiker
  • veldduiker
  • vetduiker
  • vijverduiker
  • walduiker
  • zeeduiker
  • zoetwaterduiker
  • zwemduiker
Afgeleide begrippen
  • duikereend
  • duikergans
  • duikerhelm
  • duikerklok
  • duikerklokschip
  • duikerkoning
  • duikeronderzoek
  • duikeropleiding
  • duikerpak
  • duikerpantser
  • duikersbril
  • duikerschacht
  • duikerschild
  • duikersluis
  • duikerspak
  • duikersreflex
  • duikersziekte
  • duikertoestel
  • duikerwerkzaamheden
  • duikerwortel
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord duiker staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.