doordeweeks
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: doordeweeks (hulp, bestand)
- IPA:
- (Noord-Nederland): /ˌdo̝rdəˈʋeks/
- (Vlaanderen, Brabant, Limburg): /ˌdordəˈβ̞eks/
Woordafbreking
- door·de·weeks
Woordherkomst en -opbouw
- Afgeleid van door de week met het achtervoegsel -s.
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | doordeweeks | doordeweekser | doordeweekst |
verbogen | doordeweekse | doordeweeksere | doordeweekste |
partitief | doordeweeks | doordeweeksers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
doordeweeks
- Op doordeweekse dagen is het hier altijd erg druk, maar niet op zaterdag en zondag.
Bijwoord
doordeweeks
- op doordeweekse dagen
- Hij eet doordeweeks meestal heel slecht.
Gangbaarheid
- Het woord doordeweeks staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'doordeweeks' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.