donker
Nederlands
Woordafbreking
- don·ker
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | donker | (donkers) |
verkleinwoord | donkertje | donkertjes |
Vertalingen
1. toestand dat er geen licht is
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | donker | donkerder | donkerst |
verbogen | donkere | donkerdere | donkerste |
partitief | donkers | donkerders | - |
Bijvoeglijk naamwoord
donker [4]
- zonder licht
- Door de stroomuitval zitten we nu al anderhalve dag in een donker huis.
- weinig licht terugkaatsend, niet licht van kleur
- somber
Hyponiemen
- aardedonker, halfdonker, pikdonker, pikkedonker, priemdonker, schemerdonker, stikdonker, stikkedonker, tweedonker
Afgeleide begrippen
Vertalingen
1. zonder licht
Gangbaarheid
- Het woord donker staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'donker' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- "donker" in: Sijs, N. van der Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen. 2e druk (2002) Veen, Amsterdam / Antwerpen; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- donker op website: Etymologiebank.nl
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.