duister

Nederlands

[3] duistere musicus
Uitspraak
Woordafbreking
  • duis·ter
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘zonder licht’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1370 [1]
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen duisterduisterderduisterst
verbogen duistereduisterdereduisterste
partitief duistersduisterders-

Bijvoeglijk naamwoord

duister

  1. in weinig of geen licht badend
    • Hij viel over een krukje in die duistere gang. 
  1. overdrachtelijk: onduidelijk, moeilijk te doorgronden
  1. overdrachtelijk: eng, gevaarlijk
Afgeleide begrippen
Vertalingen
landschap bij duister
enkelvoud meervoud
naamwoord duister -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

duister o

  1. een donkere of schemerachtige toestand
    • Zit je hier nu in het duister? Doe het licht toch aan! 
Spreekwoorden

Een sprong in het duister maken.

  • Iets doen waarvan men de gevolgen niet in kan schatten, iets onbekends doen.

Gangbaarheid

  • Het woord duister staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.