donder
Nederlands
Woordafbreking
- don·der
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | donder | donders |
verkleinwoord | dondertje | dondertjes |
Zelfstandig naamwoord
donder m
- (meteorologie) een zeer luid geluid bij onweer
- Hij is bang voor donder.
- (informeel) het lichaam
- Hij kreeg op z'n donder (hij kreeg straf maar dat hoeft lang niet altijd een lijfstraf te zijn).
Hyponiemen
- oorlogsdonder, raasdonder
Afgeleide begrippen
|
Vertalingen
1. een zeer luid geluid bij onweer
Gangbaarheid
- Het woord donder staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'donder' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.