dijbeen
Nederlands
Woordafbreking
- dij·been
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van dij en been
1 | enkelvoud | meervoud |
---|---|---|
naamwoord | dijbeen | dijbeenderen |
verkleinwoord | dijbeentje | dijbeentjes |
2 | enkelvoud | meervoud |
---|---|---|
naamwoord | dijbeen | dijbenen |
verkleinwoord | dijbeentje | dijbeentjes |
Zelfstandig naamwoord
dijbeen o
- Mevrouw, wat hebt u een mooie dijbenen
Afgeleide begrippen
Afgeleide begrippen
- dijbeenblessure, dijbeenhals, dijbeenkop, dijbeenslagader, dijbeenspier, dijbeentransplantatie, dijbeenzenuw
Vertalingen
1.
Gangbaarheid
- Het woord dijbeen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'dijbeen' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.