corpus

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  corpus    (hulp, bestand)
  • IPA:
    • (enk) /'kɔrpɵs/
    • (mv) /'kɔrpora/
Woordafbreking
  • cor·pus
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘lichaam’ voor het eerst aangetroffen in 1553 [1]
  • van het Latijnse corpus (lichaam)
enkelvoud meervoud
naamwoord corpus corpora
corpussen
verkleinwoord corpusje corpusjes

Zelfstandig naamwoord

corpus o

  1. alle verzamelde werken die bekend zijn op een bepaald gebied
    • Dit is het corpus van het Middelnederlands van de dertiende eeuw. 

Gangbaarheid

  • Het woord corpus staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
95 %van de Nederlanders;
94 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen


Latijn

Zelfstandig naamwoord

corpus o

  1. lichaam
  2. lijk
Verbuiging
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.