convergent
Nederlands
Woordafbreking
- con·ver·gent
Woordherkomst en -opbouw
- van convergeren [1]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | convergent | convergenter | convergentst |
verbogen | convergente | convergentere | convergentste |
partitief | convergents | convergenters | - |
Bijvoeglijk naamwoord
convergent
- (optica) in één punt samenkomend
- Door de convergente lichtstralen werd het brandpunt sterk verhit.
Afgeleide begrippen
Vertalingen
1. in één punt samenkomend
Gangbaarheid
- Het woord convergent staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'convergent' herkend door:
87 % | van de Nederlanders; |
92 % | van de Vlamingen. |
Frans
Uitspraak
- IPA: /kɔ̃vɛʁʒɑ̃/
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
mannelijk | convergent | convergents |
vrouwelijk | convergente | convergentes |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.