cavia

Nederlands

Cavia's
Uitspraak
Woordafbreking
  • ca·via
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het modern Latijn, in de betekenis van ‘knaagdier’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1853 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord cavia cavia's
verkleinwoord caviaatje caviaatjes

Zelfstandig naamwoord

cavia v/m

  1. (knaagdieren) een Zuid-Amerikaans knaagdier dat vooral als huisdier gehouden wordt
    • Wij hebben een cavia thuis. 
    • Dat de cavia een huisdier is danken we aan de Inca’s. Die domesticeerden het beestje zo’n 3.000 jaar geleden in Peru. Sindsdien is de cavia - cuy in het Spaans - een belangrijke voedselbron voor Peruanen.[2] 
Afgeleide begrippen
  • caviakooi, caviapolitie
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord cavia staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.