calculeren
Nederlands
Woordafbreking
- cal·cu·le·ren
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘berekenen’ voor het eerst aangetroffen in 1611 [1]
- Naamwoord van handeling van het Franse calculer (met het achtervoegsel -eren) [2]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
calculeren |
calculeerde |
gecalculeerd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
calculeren
- overgankelijk iemand berekent iets
- Het calculeren van de kosten van de medische behandeling was te ingewikkeld.
Verwante begrippen
Vertalingen
1. rekenen
Gangbaarheid
- Het woord calculeren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'calculeren' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.