calcular

Catalaans

stamtijd
tegenw.
tijd
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
calculo calculava calculat
1e vervoeging volledig

Werkwoord

calcular

  1. berekenen, uitrekenen
  2. schatten, inschatten


Spaans

Uitspraak
  • IPA: /kal.ku'laɾ/
Woordafbreking
  • cal·cu·lar

Werkwoord

calcular

stamtijd
infinitief verleden
tijd
voltooid
deelwoord
calcular
calculaba
calculado
volledig
  1. onovergankelijk rekenen
  2. overgankelijk berekenen, becijferen, calculeren, uitrekenen
  3. bepalen, inschatten, schatten
Synoniemen
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.