uitrekenen

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • uit·re·ke·nen
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
uitrekenen
rekende uit
uitgerekend
zwak -d volledig

Werkwoord

uitrekenen

  1. overgankelijk door berekening iets bepalen
    • Ik heb uitgerekend dat we ons volgend jaar een nieuwe auto kunnen veroorloven. 

Gangbaarheid

  • Het woord uitrekenen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.