brengen
Nederlands
Woordafbreking
- bren·gen
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘vervoeren’ voor het eerst aangetroffen in 901 [1]
|
|
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
brengen brɛŋə(n) |
bracht brɑxt |
gebracht ɣə'brɑxt |
zwak -cht | volledig |
Werkwoord
brengen
- overgankelijk ergens heen gaan om iets of iemand daar af te geven
- Hij bracht zijn dochtertje naar de dokter omdat zij tekenen van griep vertoonde.
- Hij brengt altijd slecht nieuws.
Hyponiemen
|
Afgeleide begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
|
Vertalingen
1. ergens heen gaan om iets of iemand daar af te geven
Gangbaarheid
- Het woord brengen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'brengen' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.