volbrengen
Nederlands
naamwoord van handeling | |
---|---|
zelfstandig | bijvoeglijk |
volbrengen | volbrengend |
volbrenging | volbracht |
Woordafbreking
- volĀ·brenĀ·gen
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van vol en brengen
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
volbrengen |
volbracht |
volbracht |
zwak -cht | volledig |
Werkwoord
volbrengen
- overgankelijk geheel uitvoeren
- Hij volbracht daarmee een waar meesterwerk.
Gangbaarheid
- Het woord volbrengen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'volbrengen' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.