volbrengen

Nederlands

naamwoord van handeling
zelfstandig bijvoeglijk
volbrengenvolbrengend
volbrengingvolbracht
Uitspraak
Woordafbreking
  • volĀ·brenĀ·gen
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
volbrengen
volbracht
volbracht
zwak -cht volledig

Werkwoord

volbrengen

  1. overgankelijk geheel uitvoeren
    • Hij volbracht daarmee een waar meesterwerk. 
Synoniemen
  • tot stand brengen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord volbrengen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.