bosbes
Nederlands
Woordafbreking
- bos·bes
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van bos en bes [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bosbes | bosbessen |
verkleinwoord | bosbesje | bosbesjes |
Zelfstandig naamwoord
bosbes v/m
- (plantkunde), Vaccinium myrtillus
wilde bessendragende struik in Europa - (fruit) de vrucht van 1)
Verwante begrippen
Hyponiemen
- trosbosbes, veenbosbes
Afgeleide begrippen
- bosbessengelei, bosbessenjam, bosbessensap, bosbessensaus, bosbessentaart
Vertalingen
1. wilde bessendragende struik in Europa
|
Gangbaarheid
- Het woord bosbes staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'bosbes' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.