boerenlul

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  boerenlul    (hulp, bestand)
  • IPA: /'burə(n)ˌlʏl/
Woordafbreking
  • boe·ren·lul
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord boerenlul boerenlullen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

boerenlul m [1]

  1. (pejoratief) een ruw, onbeschaafd, onhandig en dom persoon; een simpele ziel
    • Ik voel me heel erg een boerenlul als ik me over Griekenland een mening probeer te vormen, want ik denk steeds: als je een keer failliet bent gegaan, kun je toch opnieuw beginnen? [2] 
  1. geuzennaam voor een agrariër
    • Met 'Ik bun moar een eenvoudige boerenlul' gaat Høken in Bentelo van start. Een uitzinnig publiek, gekleed in óf een Normaal-shirt of helemaal geen bovenkleding. 'De letste keer in Bèèntel!', schreeuwt frontman Bennie Jolink het publiek toe. [3] 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord boerenlul staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
98 %van de Nederlanders;
95 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.