hork

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • hork
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Jiddisch, in de betekenis van ‘lomperd’ voor het eerst aangetroffen in 1900 [1]
  • [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord hork horken
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

hork m [3]

  1. lomp, onbeschaafd persoon
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord hork staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
96 %van de Nederlanders;
40 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.