onnozelaar

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • on·no·ze·laar
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord onnozelaar onnozelaars
verkleinwoord onnozelaartje onnozelaartjes

Zelfstandig naamwoord

onnozelaar m [2]

  1. idioot, halve gare, dwaas

Gangbaarheid

  • Het woord onnozelaar staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
79 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.