bliksem

Bliksem.

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  bliksem    (hulp, bestand)
  • IPA: /blɪksəm/
Woordafbreking
  • blik·sem
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘elektrische vonk bij onweer’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 901 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord bliksem bliksems
verkleinwoord bliksempje bliksempjes

Zelfstandig naamwoord

bliksem m

  1. (meteorologie) (elektrotechniek) lichtgevende stralen die uit de hemel barsten bij onweer ten gevolge van een elektrische ontlading
    • De bliksem zette de boerderij in brand. 
Synoniemen
Hyponiemen
  • banbliksem, bandbliksem, bolbliksem, gordijnbliksem, vorkbliksem
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord bliksem staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Werkwoord

vervoeging van
bliksemen

bliksem

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bliksemen
    • Ik bliksem. 
  2. gebiedende wijs van bliksemen
    • Bliksem! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bliksemen
    • Bliksem je? 

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.