bliksem
Nederlands
Woordafbreking
- blik·sem
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘elektrische vonk bij onweer’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 901 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bliksem | bliksems |
verkleinwoord | bliksempje | bliksempjes |
Zelfstandig naamwoord
bliksem m
- (meteorologie) (elektrotechniek) lichtgevende stralen die uit de hemel barsten bij onweer ten gevolge van een elektrische ontlading
- De bliksem zette de boerderij in brand.
Hyponiemen
- banbliksem, bandbliksem, bolbliksem, gordijnbliksem, vorkbliksem
Afgeleide begrippen
|
Vertalingen
1. de lichtgevende stralen die uit de hemel barsten bij onweer
Gangbaarheid
- Het woord bliksem staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'bliksem' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.