stralen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  stralen    (hulp, bestand)
  • IPA:
    • (Noord-Nederland): /ˈstralə(n)/
    • (Vlaanderen, Brabant, Limburg): /ˈstralə(n)/
Woordafbreking
  • stra·len
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘zakken voor examen’ voor het eerst aangetroffen in 1935 [1] [2]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
stralen
straalde
gestraald
zwak -d volledig

Werkwoord

stralen inergatief

  1. inergatief straling uitzenden
    • De zon straalt bijzonder helder vandaag. 
  1. inergatief licht weerkaatsen
    • De maan straalt bijzonder helder vannacht. 
  1. inergatief een heel blije uitdrukking op het gezicht hebben
    • Na zijn spectaculaire prestatie straalde hij helemaal. 
    • Zijn hele wezen scheen te stralen van plezier. [3] 
Verwante begrippen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Zelfstandig naamwoord

stralen mv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord straal
Hyponiemen
  • alfastralen, becquerelstralen, bètastralen

Gangbaarheid

  • Het woord stralen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.