elektrisch
Nederlands
![](../I/m/SNCB_EMU197_R03.jpg)
elektrische trein
Woordafbreking
- elek·trisch
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het modern Latijn, in de betekenis van ‘m.b.t. elektriciteit’ voor het eerst aangetroffen in 1786 [1]
- Afgeleid van het Neolatijnse woord electricus, wat "van barnsteen" betekent, dat zelf weer van ήλεκτρον [elektron] komt, het Griekse woord voor "barnsteen".
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | elektrisch | elektrischer | |
verbogen | elektrische | elektrischere | |
partitief | elektrisch | elektrischers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
elektrisch
- (natuurkunde) (elektrotechniek) door middel van elektriciteit
- Ik leef me uit op mijn elektrische gitaar.
- De auto heeft elektrisch bedienbare ramen.
Hyponiemen
- anelektrisch, dieselelektrisch, foto-elektrisch, hydro-elektrisch, iso-elektrisch, magneto-elektrisch, piëzo-elektrisch, thermo-elektrisch
Afgeleide begrippen
- elektriciteit, elektrisch licht, elektrisch netwerk, elektrisch veld
- elektrische auto, elektrische component, elektrische flux, elektrische geleidbaarheid, elektrische lading, elektrische locomotief, elektrische schok, elektrische spanning, elektrische stroom, elektrische weerstand
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord elektrisch staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'elektrisch' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.