blij
![](../I/m/Super_Bowl_fans_New_Orleans_in_red_truck.jpg)
blij
Nederlands
Woordafbreking
- blij
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | blij | blijer | blijst |
verbogen | blije | blijere | blijste |
partitief | blijs | blijers | - |
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘vrolijk’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1152 [1]
Bijvoeglijk naamwoord
blij
- vrolijk van stemming
- Er waren veel blije mensen te zien bij de inauguratie van president Obama.
- Zij was heel blij toen zij de goede uitslag van haar examen hoorde.
Afgeleide begrippen
- blijdschap, blijgeestig, blijhartig, blijheid, blijmare, blijmoedig, blijspel
Vertalingen
1.
Gangbaarheid
- Het woord blij staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'blij' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.