bisdom

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  bisdom    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈbɪzdɔm/
Woordafbreking
  • bis·dom
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘diocees’ voor het eerst aangetroffen in 1240 [1]
  • Afgeleid van bisschop met het achtervoegsel -dom.
enkelvoud meervoud
naamwoord bisdom bisdommen
verkleinwoord bisdommetje bisdommetjes

Zelfstandig naamwoord

bisdom o

  1. (religie) kerkrechtelijk afgebakend gebied dat onder de bevoegdheid van een bisschop staat
    • De kardinaal bezocht bisdom Hasselt. 
Synoniemen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord bisdom staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
98 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.