aartsbisdom

Nederlands

Geluid: aartsbisdom (hulp, bestand)
IPA:
- (Noord-Nederland): /ˈaːrʦ.bɪs.dɔm/
- (Vlaanderen, Brabant): /ˈaːrʦ.bɪz.dɔm/
- (Limburg): /ˈaːrz.bɪz.dɔm/

Afgeleid van -bis- (verkorting van bisschop) met het voorvoegsel aarts- en met het achtervoegsel -dom [1]

aartsbisdom o

(religie) het belangrijkste gebied van een kerkprovincie, dat geleid wordt door de aartsbisschop

- Godfried Danneels staat aan het hoofd van het aartsbisdom Mechelen-Brussel.

1. het belangrijkste gebied van een kerkprovincie, dat geleid wordt door de aartsbisschop.

Latijn: archidioecesis ^(la) v
Portugees: arquidiocese ^(pt) v
Roemeens: arhidieceză ^(ro) v
Servisch:
- Cyrillisch: архиепископија ^(sr) m
- Latijns: arhiepiskopija ^(sr) m
Spaans: arquidiócesis ^(es) v, archidiócesis ^(es) v, arzobispado ^(es) m
Welsh: archesgobaeth ^(cy) v

Het woord aartsbisdom staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	aartsbisdom	aartsbisdommen
verkleinwoord	aartsbisdommetje	aartsbisdommetjes