stift
Nederlands
Woordafbreking
- stift
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘staafje’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1477 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | stift | stiften |
verkleinwoord | stiftje | stiftjes |
Zelfstandig naamwoord
stift o
stift m / v
Hyponiemen
|
Gangbaarheid
- Het woord stift staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'stift' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- "stift" in: Sijs, N. van der Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen. 2e druk (2002) Veen, Amsterdam / Antwerpen; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- stift op website: Etymologiebank.nl
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- stift op website: Etymologiebank.nl
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.