bevestigen

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·ves·ti·gen
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘vastmaken’ voor het eerst aangetroffen in 1410 [1]
  • afgeleid van vestigen met het voorvoegsel be- [2]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
bevestigen
bevestigde
bevestigd
zwak -d volledig

Werkwoord

bevestigen

  1. ditransitief iemand mededelen dat iets zoals gevraagd is of verondersteld wordt
    • Van zijn moeder konden we het verhaal van deze jongeman bevestigd krijgen.[3] 
  1. overgankelijk vastmaken
    • Het uithangbord werd met een metalen beugel aan de voorgevel bevestigd. 
  1. overgankelijk overtuigender maken
    • De politieagent kon het verhaal van mijn zoontje bevestigen. 
  1. overgankelijk iemand plechtig in een rang of waardigheid installeren
    • Hij is opnieuw bevestigd in zijn ambt. 
  1. overgankelijk, (religie) een huwelijk ~: een huwelijk kerkelijk inzegenen
    • Het huwelijk wordt volgende week zondag bevestigd. 
Synoniemen
Antoniemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord bevestigen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.