losmaken

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • los·ma·ken
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
losmaken
maakte los
losgemaakt
zwak -t volledig

Werkwoord

losmaken

  1. overgankelijk ervoor zorgen dat iets of iemand los wordt
    • We moeten eerst die knoop losmaken. 
  1. overgankelijk minder vast laten zijn
    • Jullie moeten je echt wat meer losmaken van elkaar. 
  1. overgankelijk bemachtigen
    • Ik heb dit mooie huis voor een koopje bij hem kunnen losmaken. 
  1. overgankelijk interesses of emoties oproepen
    • Dit gaat een hoop bij mij losmaken... 
  1. overgankelijk zich ontdoen van
    • Wie maakt me los? 
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord losmaken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.