bat

Niet te verwarren met: bát, båt

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  bat    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • bat
enkelvoud meervoud
naamwoord bat bats
verkleinwoord batje batjes

Zelfstandig naamwoord

bat o [1] [2]

  1. (sport) slaghout waarmee bij cricket de bal gespeeld wordt. [3]
  2. (sport) plankje aan een steel waarmee bij het tafeltennissen de bal wordt geslagen [4]
  3. Schot van planken, dienend om tijdelijk als brug over een sloot te worden gelegd, ook wel vaste brug zonder leuning [5] [6]
Afgeleide begrippen
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘slaghout’ voor het eerst aangetroffen in 1866 [7]
  • Herkomst: Hebreeuws [8]
enkelvoud meervoud
naamwoord bat banot
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

bat v/m

  1. (Jiddisch-Hebreeuws) dochter, meisje
Verwante begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord bat staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
65 %van de Nederlanders;
72 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen


Angelsaksisch

Uitspraak
  • IPA: /ba:t/

Zelfstandig naamwoord

bat m

  1. boot


Baskisch

Telwoord (eus)
1 11 10
2 12 20
3 13
4 14
5 15
6 16
7 17
8 18
9 19

Hoofdtelwoord

bat

  1. één



Engels

Uitspraak
enkelvoud meervoud
bat bats

Zelfstandig naamwoord

bat

  1. vleermuis
  2. slaghout
Uitdrukkingen en gezegden
  • right off the bat
    • in het begin


Middelnederlands

Zelfstandig naamwoord

bat o

  1. bad


Zelfstandig naamwoord

bat

  1. (plantkunde) gras
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.