bagage

bagage

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  bagage    (hulp, bestand)
  • IPA:
    • (Noord-Nederland): /ba.ˈχa.zʲə/
    • (Limburg): /ba.ˈɣaːʃ/
Woordafbreking
  • ba·ga·ge
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘reisgoed’ voor het eerst aangetroffen in 1515 [1]
  • afgeleid van het Franse bagage (met het achtervoegsel -age) [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord bagage -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

bagage v

  1. een verzameling van eigendommen
    • De bagage van de reiziger paste maar net in de koffer. 
  1. (figuurlijk) iets dat men voortdurend in zich meedraagt en ervaart
    • Emotionele bagage. 
Synoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord bagage staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.