bagagedrager
Nederlands
Woordafbreking
- ba·ga·ge·dra·ger
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van bagage en drager
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bagagedrager | bagagedragers |
verkleinwoord | bagagedragertje | bagagedragertjes |
Zelfstandig naamwoord
bagagedrager m
- een rek op de fiets (of andere tweewieler) waarop bagage bevestigd kan worden
- Mijn bagagedrager is momenteel kapot en moet gerepareerd worden.
- De jongen fietste terwijl het meisje in amazonezit op de bagagedrager zat.
Vertalingen
1.
Gangbaarheid
- Het woord bagagedrager staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'bagagedrager' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.