bagagedrager

Nederlands

Bagagedrager
Uitspraak
Woordafbreking
  • ba·ga·ge·dra·ger
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord bagagedrager bagagedragers
verkleinwoord bagagedragertje bagagedragertjes

Zelfstandig naamwoord

bagagedrager m

  1. een rek op de fiets (of andere tweewieler) waarop bagage bevestigd kan worden
    • Mijn bagagedrager is momenteel kapot en moet gerepareerd worden. 
    • De jongen fietste terwijl het meisje in amazonezit op de bagagedrager zat. 
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord bagagedrager staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Meer informatie

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.