automonteur

Een automonteur.

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • au·to·mon·teur
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘vakman die auto's onderhoudt en herstelt’ voor het eerst aangetroffen in 1947 [1]
  • samenstelling van  auto   en  monteur  
enkelvoud meervoud
naamwoord automonteur automonteurs
verkleinwoord automonteurtje automonteurtjes

Zelfstandig naamwoord

automonteur m

  1. (beroep) een vakman die beroepshalve reparaties verricht aan en onderhoud doet van auto's
    • Mijn buurman is automonteur. 
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord automonteur staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.