amusement

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • amu·se·ment
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘vermaak’ voor het eerst aangetroffen in 1721 [1]
  • uit het Frans [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord amusement amusementen
verkleinwoord amusementje amusementjes

Zelfstandig naamwoord

amusement o

  1. iets waarmee men zich vermaakt
    • Wat een amusement was dat, zeg. 
    • Na hard werken vond hij dat hij wel een amusementje had verdiend. 
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord amusement staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

Engels

Uitspraak
Woordherkomst en -opbouw
  • Afkomstig van het Franse werkwoord amuser.
enkelvoud meervoud
amusement ammunitions

Zelfstandig naamwoord

amusement

  1. amusement, vermaak, vermakelijkheid, verstrooiing, vertier
  2. genoegen, genot, lust, plezier, pret
  3. hilariteit
Afgeleide begrippen
  • amusement arcade (VK)
  • amusement center (VS)
  • amusement centre (VK)
  • amusement hall
  • amusement industry
  • amusement park
  • amusement quarter
  • amusement ride
  • amusement shares
  • amusement tax
Verwante begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
  • [1]: for amusement only
alleen voor amusement
  • [1]: for amusement's sake
voor zijn amusement
  • [1]: to provide amusement
amusement bieden
  • [1]: For your amusement! (FYA)
Voor uw vermaak!
Typische woordcombinaties
  • [1]: sufficient amusement
een voldoende amusement
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.