amusement
Nederlands
Woordafbreking
- amu·se·ment
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘vermaak’ voor het eerst aangetroffen in 1721 [1]
- uit het Frans [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | amusement | amusementen |
verkleinwoord | amusementje | amusementjes |
Zelfstandig naamwoord
amusement o
- iets waarmee men zich vermaakt
- Wat een amusement was dat, zeg.
- Na hard werken vond hij dat hij wel een amusementje had verdiend.
Vertalingen
1. iets waarmee men zich vermaakt
Gangbaarheid
- Het woord amusement staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'amusement' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
Engels
Uitspraak
- Geluid: amusement (VS) (hulp, bestand)
- IPA: /əˈmjuːzmənt/
Woordherkomst en -opbouw
- Afkomstig van het Franse werkwoord amuser.
enkelvoud | meervoud |
---|---|
amusement | ammunitions |
Zelfstandig naamwoord
amusement
Afgeleide begrippen
- amusement arcade (VK)
- amusement center (VS)
- amusement centre (VK)
- amusement hall
- amusement industry
- amusement park
- amusement quarter
- amusement ride
- amusement shares
- amusement tax
Verwante begrippen
- amuse
- amusing
Uitdrukkingen en gezegden
- [1]: for amusement only
alleen voor amusement
- [1]: for amusement's sake
voor zijn amusement
- [1]: to provide amusement
amusement bieden
- [1]: For your amusement! (FYA)
Voor uw vermaak!
Typische woordcombinaties
- [1]: sufficient amusement
een voldoende amusement
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.