amalgaam
Nederlands
Woordafbreking
- amal·gaam
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het me Latijn, in de betekenis van ‘legering’ voor het eerst aangetroffen in 1636 [1]
- [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | amalgaam | amalgamen |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
amalgaam o
- (metallurgie) (medisch) legering van kwikzilver en een ander metaal, bijvoorbeeld zilver, vroeger veel gebruikt voor vullingen van kiezen
- mengelmoes
Hyponiemen
- cadmiumamalgaam, goudamalgaam, tinamalgaam, zilveramalgaam, zinkamalgaam
Vertalingen
1.
|
|
Gangbaarheid
- Het woord amalgaam staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'amalgaam' herkend door:
81 % | van de Nederlanders; |
77 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.