afschaffen
Nederlands
naamwoord van handeling | |
---|---|
zelfstandig | bijvoeglijk |
afschaffen | afgeschaft |
afschaffing |
Woordafbreking
- af·schaf·fen
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van af bw en schaffen ww
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
afschaffen |
schafte af |
afgeschaft |
zwak -t | volledig |
Werkwoord
afschaffen
- overgankelijk tot een einde brengen
- Nadat de subsidie voor computers voor werknemers was afgeschaft, werden er ineens veel minder computers verkocht.
- De rookpauze is in dit bedrijf vorig jaar afgeschaft.
Vertalingen
1. tot een einde brengen
|
Gangbaarheid
- Het woord afschaffen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'afschaffen' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.