schaffen
Nederlands
Woordafbreking
- schaf·fen
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘tot stand brengen, bezorgen’ voor het eerst aangetroffen in 1350 [1] [2]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
schaffen |
schafte |
geschaft |
zwak -t | volledig |
Werkwoord
schaffen
- overgankelijk (verouderd) beschikbaar maken
- Wat schaft de pot?
- 't Verkwiklijk veldgroen schafte altijd
Een overheilzaam rusttapijt;
....
Voor die zich in zijn schaduw bogen.[3]
- 't Verkwiklijk veldgroen schafte altijd
Gangbaarheid
- Het woord schaffen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'schaffen' herkend door:
86 % | van de Nederlanders; |
90 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- "schaffen" in: Sijs, N. van der Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen. 2e druk (2002) Veen, Amsterdam / Antwerpen; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- schaffen op website: Etymologiebank.nl
- "De Gouden Eeuw" in Kleine dichterlijk handschriften
Pieter Johannes Uylenbroek
Uitegeven Schalekamp en Van de Grampel, 1823
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.