mening
Nederlands
Woordafbreking
- me·ning
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘opinie’ voor het eerst aangetroffen in 1283 [1]
- Naamwoord van handeling van menen met het achtervoegsel -ing
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | mening | meningen |
verkleinwoord | meninkje | meninkjes |
Zelfstandig naamwoord
mening v;
- Albert kon haar wel duizend keer uitleggen dat dat er niets mee te maken had, zijn moeder was niet van het soort dat zomaar van mening veranderde, zij vond altijd weer andere voorbeelden en redenen, en had er een hekel aan ongelijk te hebben; ook in haar brieven kwam ze nog steeds terug op dingen van jaren geleden, het was doodvermoeiend. [2]
Verwante begrippen
Hyponiemen
- eindmening, lekenmening, volksmening
Afgeleide begrippen
- meningspeiling, meningsstrijd, meningsuiting, meningsverandering, meningsverschil, meningsvorming, meningsvrijheid
Vertalingen
1. oordeel, opinie
Gangbaarheid
- Het woord mening staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'mening' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- "mening" in: Sijs, N. van der Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen. 2e druk (2002) Veen, Amsterdam / Antwerpen; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- Lemaitre, Pierre "Tot ziens daarboven" 2014 ISBN 9789401601931 pagina 16
Zweeds
Zelfstandig naamwoord
mening
- zin m; serie woorden die gezamenlijk in syntactisch verband een afgerond geheel vormen.
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.