aansteker

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  aansteker    (hulp, bestand)
  • IPA: /'anˌstekər/
Woordafbreking
  • aan·ste·ker
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord aansteker aanstekers
verkleinwoord aanstekertje aanstekertjes

Zelfstandig naamwoord

aansteker m

  1. (gereedschap) apparaatje om vuur te maken
    • Een roker die geen aansteker bij zich heeft kan zijn sigaret niet aansteken. 
  1. brandstichter
Verwante begrippen
  • vuurmaker
Hyponiemen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord aansteker staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.