aansteken
Nederlands
Woordafbreking
- aan·ste·ken
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van aan vz en steken ww
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
aansteken /'anstekə(n)/ |
stak aan /stɑk ʔan/ |
aangestoken /'anɣəstokə(n)/ |
klasse 4 | volledig |
Werkwoord
aansteken
- overgankelijk doen ontbranden
- Met een aansteker kun je de sigaret aansteken.
- overgankelijk met iets scherps vastmaken
- overgankelijk beginnen uit iets te tappen
- overgankelijk besmetten met een begin van rotting
- Ik ben door hem aangestoken met de griep.
- overgankelijk (valkerij) het herstellen van een gebroken of beschadigde staart- of vleugelpen met behulp van een aansteeknaald
Typische woordcombinaties
- een kaars aansteken
Vertalingen
1. doen ontbranden
4. besmetten met een begin van rotting
5. het herstellen van een gebroken of beschadigde staart- of vleugelpen met behulp van een aansteeknaald
Gangbaarheid
- Het woord aansteken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'aansteken' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.