aansteken

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  aansteken    (hulp, bestand)
  • IPA: /'anˌstekə(n)/
Woordafbreking
  • aan·ste·ken
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
aansteken
/'anstekə(n)/
stak aan
/stɑk ʔan/
aangestoken
/'anɣəstokə(n)/
klasse 4 volledig

Werkwoord

aansteken

  1. overgankelijk doen ontbranden
    • Met een aansteker kun je de sigaret aansteken. 
  1. overgankelijk met iets scherps vastmaken
  2. overgankelijk beginnen uit iets te tappen
  3. overgankelijk besmetten met een begin van rotting
    • Ik ben door hem aangestoken met de griep. 
  1. overgankelijk (valkerij) het herstellen van een gebroken of beschadigde staart- of vleugelpen met behulp van een aansteeknaald
Typische woordcombinaties
  • een kaars aansteken
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord aansteken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.