aanrichten

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  aanrichten    (hulp, bestand)
  • IPA: /'anˌrɪxtə(n)/
Woordafbreking
  • aan·rich·ten
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
aanrichten
richtte aan
aangericht
zwak -t volledig

Werkwoord

aanrichten

  1. overgankelijk veroorzaken, met name van schade
    • Die oplichter heeft al veel schade aangericht. 
    • De storm heeft veel schade aangericht. 
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord aanrichten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.