aanbreken

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  aanbreken    (hulp, bestand)
  • IPA: /'amˌbrɛkə(n)/
Woordafbreking
  • aan·bre·ken
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
aanbreken
brak aan
aangebroken
klasse 4 volledig

Werkwoord

aanbreken

  1. ergatief beginnen van een tijdperk
    • Een nieuw tijdperk is aangebroken. 
    • De vakantiet is aangebroken. 
  1. overgankelijk iets voor het eerst openen
    • We hebben de andere voorraad nog niet aangebroken. 
    • We hebben een nieuwe fles wijn aangebroken. 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord aanbreken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.