aanspreken
Nederlands
Woordafbreking
- aan·spre·ken
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van aan en spreken [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
aanspreken |
sprak aan |
aangesproken |
klasse 4 | volledig |
Werkwoord
aanspreken
- De verlegen man durfde het mooie meisje niet aan te spreken op het feeestje.
- instemming of weerklank wekken
- Hoewel het misschien heel goede plannen waren, het sprak de meeste mensen niet aan.
- verantwoording of opheldering vragen
- Ik sprak de vernielzuchtige jongeren aan op hun gedrag, maar ze voelden zich niet verantwoordelijk voor de schade die zij hadden veroorzaakt.
- in rechten aanspreken
- Ik werd door de tegenpartij aangesproken voor de schade, maar die werd gelukkig betaald via de aansprakelijkheidsverzekering.
- beginnen uit de voorraad te gebruiken
- Er waren geen geopende melkpakken meer dus sprak ik een nieuw pak aan.
Spreekwoorden
- in rechte aanspreken: voor het gerecht dagen
Afgeleide begrippen
- aanspreekbaar, aanspreekpunt, aanspreektitel, aanspreekvorm, aansprekelijk, aanspreker, aanspreking
Vertalingen
4.
Gangbaarheid
- Het woord aanspreken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'aanspreken' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.