-ium

• IPA: /ijʏm/

• -i·um

-ium

1. (geologie) om namen van tijdperken te vormen

1. namen van tijdperken

• algonkium
• calymmium
• cryogenium
• ectasium
• ediacarium
• orosirium
• rhyacium
• siderium
• statherium
• stenium
• tonium

• Er zijn ook tal van woorden die op -ium eindigen, zonder dat dat in het Nederlandse nog als achtervoegsel kan worden beschouwd, omdat deze woorden compleet aan een andere taal zijn ontleend. Zie op deze pagina onder Latijn.

-ium

1. vormt zelfstandige naamwoorden van werkwoorden, waarbij de handeling of toestand aangeduid wordt.

1. «gaudēre → gaudium»

   vrolijk zijn, zich verheugen → vreugde

2. (scheikunde) (neologisme) wordt gebruikt om namen van stoffen te vormen

1. «helios → helium»

   zon, het lichtste edelgas

1. • Dmitri Mendelejev → mendelevium 

• -īdo
• -io
• -or, -ōris
• -us, -ŏris
• -tus (2)
• -sus